Maak een vraag en splits waar + prepositie zoals in het voorbeeld:
uitkijken – je
--> Waar kijk je naar uit?
Elke vraag begint dus met het woord "waar" :-)
Ik ben altijd benieuwd wat je van een oefening vindt. Dus laat graag een commentaar achter of geef een like. Dat doet me altijd plezier!
1. vaak nadenken - je
2. zich ergeren – de directeur
3. kritiek hebben - jullie
4. zeker zijn – het afdelingshoofd
5. twijfelen – Hanna
6. graag zouden spreken – u
7. zich het meest verheugen – je
8. veel geld uitgegeven hebben – het team
9. niet kunnen wennen – je
10. verantwoordelijk zijn – jouw collega
++++++++++OPLOSSING++++++++++
1. Waar denk je vaak over na?
2. Waar ergert de directeur zich aan?
3. Waar hebben jullie kritiek op?
4. Waar is het afdelingshoofd zeker van?
5. Waar twijfelt Hanna aan?
6. Waar zou u graag over spreken?
7. Waar verheug je je het meest op?
8. Waar heeft het team veel geld aan uitgegeven?
9. Waar kan je niet aan wennen?
10. Waar is jouw collega verantwoordelijk voor?